Lidwoord voor antwoordapparaat
1
het antwoordapparaat o
aanwijzend voornaamwoord
dit antwoordapparaat, dat antwoordapparaat
dichtbij dit antwoordapparaat
verder weg dat antwoordapparaat
betrekkelijk voornaamwoord
het antwoordapparaat dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun antwoordapparaat
onbepaald voornaamwoord
elk antwoordapparaat
buigings-e
het grote antwoordapparaat, een groot antwoordapparaat