Lidwoord voor cadeau
1
het cadeau o
aanwijzend voornaamwoord
dit cadeau, dat cadeau
dichtbij dit cadeau
verder weg dat cadeau
betrekkelijk voornaamwoord
het cadeau dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun cadeau
onbepaald voornaamwoord
elk cadeau
buigings-e
het grote cadeau, een groot cadeau