Lidwoord voor kussensloop
1
het/de kussensloop o+v(m)
aanwijzend voornaamwoord
dit kussensloop, dat kussensloop
dichtbij dit kussensloop
verder weg dat kussensloop
betrekkelijk voornaamwoord
het kussensloop dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun kussensloop
onbepaald voornaamwoord
elk kussensloop
buigings-e
het grote kussensloop, een groot kussensloop
aanwijzend voornaamwoord
deze kussensloop, die kussensloop
dichtbij deze kussensloop
verder weg die kussensloop
betrekkelijk voornaamwoord
de kussensloop die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun kussensloop
onbepaald voornaamwoord
elke kussensloop
buigings-e
de grote kussensloop, een grote kussensloop