Lidwoord voor levensteken
1
het levensteken o
aanwijzend voornaamwoord
dit levensteken, dat levensteken
dichtbij dit levensteken
verder weg dat levensteken
betrekkelijk voornaamwoord
het levensteken dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun levensteken
onbepaald voornaamwoord
elk levensteken
buigings-e
het grote levensteken, een groot levensteken