Lidwoord voor gevaar
1
het gevaar o
aanwijzend voornaamwoord
dit gevaar, dat gevaar
dichtbij dit gevaar
verder weg dat gevaar
betrekkelijk voornaamwoord
het gevaar dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun gevaar
onbepaald voornaamwoord
elk gevaar
buigings-e
het grote gevaar, een groot gevaar