Lidwoord voor gemoedsrust
1
de gemoedsrust v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze gemoedsrust, die gemoedsrust
dichtbij deze gemoedsrust
verder weg die gemoedsrust
betrekkelijk voornaamwoord
de gemoedsrust die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun gemoedsrust
onbepaald voornaamwoord
elke gemoedsrust
buigings-e
de grote gemoedsrust, een grote gemoedsrust