Lidwoord voor gift
1
het gift o
vergif
aanwijzend voornaamwoord
dit gift, dat gift
dichtbij dit gift
verder weg dat gift
betrekkelijk voornaamwoord
het gift dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun gift
onbepaald voornaamwoord
elk gift
buigings-e
het grote gift, een groot gift
2
de gift v(m)
gave
aanwijzend voornaamwoord
deze gift, die gift
dichtbij deze gift
verder weg die gift
betrekkelijk voornaamwoord
de gift die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun gift
onbepaald voornaamwoord
elke gift
buigings-e
de grote gift, een grote gift