Lidwoord voor opzet
1
de opzet m
plan
aanwijzend voornaamwoord
deze opzet, die opzet
dichtbij deze opzet
verder weg die opzet
betrekkelijk voornaamwoord
de opzet die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun opzet
onbepaald voornaamwoord
elke opzet
buigings-e
de grote opzet, een grote opzet
2
het/de opzet o+m
bedoeling
aanwijzend voornaamwoord
dit opzet, dat opzet
dichtbij dit opzet
verder weg dat opzet
betrekkelijk voornaamwoord
het opzet dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun opzet
onbepaald voornaamwoord
elk opzet
buigings-e
het grote opzet, een groot opzet
aanwijzend voornaamwoord
deze opzet, die opzet
dichtbij deze opzet
verder weg die opzet
betrekkelijk voornaamwoord
de opzet die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun opzet
onbepaald voornaamwoord
elke opzet
buigings-e
de grote opzet, een grote opzet