Lidwoord voor synagoge
1
de synagoge v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze synagoge, die synagoge
dichtbij deze synagoge
verder weg die synagoge
betrekkelijk voornaamwoord
de synagoge die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun synagoge
onbepaald voornaamwoord
elke synagoge
buigings-e
de grote synagoge, een grote synagoge