Lidwoord voor theater
1
het theater o
aanwijzend voornaamwoord
dit theater, dat theater
dichtbij dit theater
verder weg dat theater
betrekkelijk voornaamwoord
het theater dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun theater
onbepaald voornaamwoord
elk theater
buigings-e
het grote theater, een groot theater