Lidwoord voor blik
1
de blik m
gezichtsuitdrukking, oog, vermogen
aanwijzend voornaamwoord
deze blik, die blik
dichtbij deze blik
verder weg die blik
betrekkelijk voornaamwoord
de blik die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun blik
onbepaald voornaamwoord
elke blik
buigings-e
de grote blik, een grote blik
2
het blik o
doos, medaille, staal, voorwerp
aanwijzend voornaamwoord
dit blik, dat blik
dichtbij dit blik
verder weg dat blik
betrekkelijk voornaamwoord
het blik dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun blik
onbepaald voornaamwoord
elk blik
buigings-e
het grote blik, een groot blik