Lidwoord voor familiekwaal
1
de familiekwaal v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze familiekwaal, die familiekwaal
dichtbij deze familiekwaal
verder weg die familiekwaal
betrekkelijk voornaamwoord
de familiekwaal die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun familiekwaal
onbepaald voornaamwoord
elke familiekwaal
buigings-e
de grote familiekwaal, een grote familiekwaal