Lidwoord voor getto
1
het getto o
aanwijzend voornaamwoord
dit getto, dat getto
dichtbij dit getto
verder weg dat getto
betrekkelijk voornaamwoord
het getto dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun getto
onbepaald voornaamwoord
elk getto
buigings-e
het grote getto, een groot getto