Lidwoord voor kruisvuur
1
het kruisvuur o
aanwijzend voornaamwoord
dit kruisvuur, dat kruisvuur
dichtbij dit kruisvuur
verder weg dat kruisvuur
betrekkelijk voornaamwoord
het kruisvuur dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun kruisvuur
onbepaald voornaamwoord
elk kruisvuur
buigings-e
het grote kruisvuur, een groot kruisvuur