Synoniemen voor gaan

1

verouderdtijgen, varen

achteruitwijken

een bezoek afleggen aan iem., opzoeken, te gast zijn bij iem.

huiswaarts keren

klimmen, opgaan, rijzen, stijgen, zich verheffen, verrijzen

verouderdoprijzen

doorkomen, langsgaan, langskomen, langslopen, langstrekken, passeren, voorbijlopen

zich voortbewegen

figuurlijkvoortschrijden

afmarcheren, de hielen lichten, , ervandoor gaan, gaan, het anker lichten, inpakken en wegwezen, inrukken, opbreken, opstappen, vertrekken, wegwezen

formeelheengaan

informeelafnokken, aftaaien, moven, nokken, opdonderen, opdonderstralen, opduvelen, opflikkeren, ophoepelen, opkrassen, oplazeren, oplazerstralen, oppleuren, oprotten, opsodemieteren, opzouten

grofopkankerstralen

2

3

weggaan

afmarcheren, de hielen lichten, , het anker lichten, inpakken en wegwezen, inrukken, opbreken, opstappen, vertrekken, wegwezen

formeelheengaan

informeelafnokken, aftaaien, moven, nokken, opdonderen, opdonderstralen, opduvelen, opflikkeren, ophoepelen, opkrassen, oplazeren, oplazerstralen, oppleuren, oprotten, opsodemieteren, opzouten

grofopkankerstralen

4

5

6

leiden

7

verlopen

lopen, marcheren

8

lopen

9

Synoniemen voor gaan met

1

aan de scharrel zijn

Synoniemen voor gaan over

1

aangaan, betreffen, betrekking hebben op, gelden, in het teken staan van, raken, slaan op, te maken hebben met iets

formeelaanbelangen

verouderdhandelen over

2

beheren

Synoniemen voor gaan voor

1

2

kiezen

een keuze maken, uitkiezen, zijn keuze laten vallen op

Woorden die lijken op gáán

gaan gein gen gin