Lidwoord voor IP-adres

1

het IP-adres o

aanwijzend voornaamwoord
dit IP-adres, dat IP-adres

dichtbij dit IP-adres

verder weg dat IP-adres

betrekkelijk voornaamwoord
het IP-adres dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun IP-adres
onbepaald voornaamwoord
elk IP-adres
buigings-e
het grote IP-adres, een groot IP-adres

Woorden die lijken op IP-adres