Lidwoord voor treinongeluk

1

het treinongeluk o

aanwijzend voornaamwoord
dit treinongeluk, dat treinongeluk

dichtbij dit treinongeluk

verder weg dat treinongeluk

betrekkelijk voornaamwoord
het treinongeluk dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun treinongeluk
onbepaald voornaamwoord
elk treinongeluk
buigings-e
het grote treinongeluk, een groot treinongeluk