Lidwoord voor agenda
1
de agenda v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze agenda, die agenda
dichtbij deze agenda
verder weg die agenda
betrekkelijk voornaamwoord
de agenda die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun agenda
onbepaald voornaamwoord
elke agenda
buigings-e
de grote agenda, een grote agenda