Lidwoord voor bazooka
1
de bazooka m
aanwijzend voornaamwoord
deze bazooka, die bazooka
dichtbij deze bazooka
verder weg die bazooka
betrekkelijk voornaamwoord
de bazooka die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun bazooka
onbepaald voornaamwoord
elke bazooka
buigings-e
de grote bazooka, een grote bazooka