Lidwoord voor EMS
1
het EMS o
aanwijzend voornaamwoord
dit EMS, dat EMS
dichtbij dit EMS
verder weg dat EMS
betrekkelijk voornaamwoord
het EMS dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun EMS
onbepaald voornaamwoord
elk EMS
buigings-e
het grote EMS, een groot EMS