Lidwoord voor evangelist
1
de evangelist m
aanwijzend voornaamwoord
deze evangelist, die evangelist
dichtbij deze evangelist
verder weg die evangelist
betrekkelijk voornaamwoord
de evangelist die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun evangelist
onbepaald voornaamwoord
elke evangelist
buigings-e
de grote evangelist, een grote evangelist