Lidwoord voor gemaal
1
de gemaal m
echtgenoot
aanwijzend voornaamwoord
deze gemaal, die gemaal
dichtbij deze gemaal
verder weg die gemaal
betrekkelijk voornaamwoord
de gemaal die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun gemaal
onbepaald voornaamwoord
elke gemaal
buigings-e
de grote gemaal, een grote gemaal
2
het gemaal o
inrichting
aanwijzend voornaamwoord
dit gemaal, dat gemaal
dichtbij dit gemaal
verder weg dat gemaal
betrekkelijk voornaamwoord
het gemaal dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun gemaal
onbepaald voornaamwoord
elk gemaal
buigings-e
het grote gemaal, een groot gemaal