Lidwoord voor nulpunt
1
het nulpunt o
aanwijzend voornaamwoord
dit nulpunt, dat nulpunt
dichtbij dit nulpunt
verder weg dat nulpunt
betrekkelijk voornaamwoord
het nulpunt dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun nulpunt
onbepaald voornaamwoord
elk nulpunt
buigings-e
het grote nulpunt, een groot nulpunt