Lidwoord voor saluut
1
het saluut o
aanwijzend voornaamwoord
dit saluut, dat saluut
dichtbij dit saluut
verder weg dat saluut
betrekkelijk voornaamwoord
het saluut dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun saluut
onbepaald voornaamwoord
elk saluut
buigings-e
het grote saluut, een groot saluut