Lidwoord voor ziel
1
de ziel v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze ziel, die ziel
dichtbij deze ziel
verder weg die ziel
betrekkelijk voornaamwoord
de ziel die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun ziel
onbepaald voornaamwoord
elke ziel
buigings-e
de grote ziel, een grote ziel