Lidwoord voor apostolaat
1
het apostolaat o
aanwijzend voornaamwoord
dit apostolaat, dat apostolaat
dichtbij dit apostolaat
verder weg dat apostolaat
betrekkelijk voornaamwoord
het apostolaat dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun apostolaat
onbepaald voornaamwoord
elk apostolaat
buigings-e
het grote apostolaat, een groot apostolaat