Lidwoord voor arbeidsgeschil
1
het arbeidsgeschil o
aanwijzend voornaamwoord
dit arbeidsgeschil, dat arbeidsgeschil
dichtbij dit arbeidsgeschil
verder weg dat arbeidsgeschil
betrekkelijk voornaamwoord
het arbeidsgeschil dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun arbeidsgeschil
onbepaald voornaamwoord
elk arbeidsgeschil
buigings-e
het grote arbeidsgeschil, een groot arbeidsgeschil