Lidwoord voor blijf-van-mijn-lijfhuis

1

het blijf-van-mijn-lijfhuis o

aanwijzend voornaamwoord
dit blijf-van-mijn-lijfhuis, dat blijf-van-mijn-lijfhuis

dichtbij dit blijf-van-mijn-lijfhuis

verder weg dat blijf-van-mijn-lijfhuis

betrekkelijk voornaamwoord
het blijf-van-mijn-lijfhuis dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun blijf-van-mijn-lijfhuis
onbepaald voornaamwoord
elk blijf-van-mijn-lijfhuis
buigings-e
het grote blijf-van-mijn-lijfhuis, een groot blijf-van-mijn-lijfhuis