Lidwoord voor bocht
1
de bocht v(m)
kromming
aanwijzend voornaamwoord
deze bocht, die bocht
dichtbij deze bocht
verder weg die bocht
betrekkelijk voornaamwoord
de bocht die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun bocht
onbepaald voornaamwoord
elke bocht
buigings-e
de grote bocht, een grote bocht
2
het/de bocht o+m
drank
aanwijzend voornaamwoord
dit bocht, dat bocht
dichtbij dit bocht
verder weg dat bocht
betrekkelijk voornaamwoord
het bocht dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun bocht
onbepaald voornaamwoord
elk bocht
buigings-e
het grote bocht, een groot bocht
aanwijzend voornaamwoord
deze bocht, die bocht
dichtbij deze bocht
verder weg die bocht
betrekkelijk voornaamwoord
de bocht die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun bocht
onbepaald voornaamwoord
elke bocht
buigings-e
de grote bocht, een grote bocht