Lidwoord voor boord
1
de boord m
oever, rand
aanwijzend voornaamwoord
deze boord, die boord
dichtbij deze boord
verder weg die boord
betrekkelijk voornaamwoord
de boord die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun boord
onbepaald voornaamwoord
elke boord
buigings-e
de grote boord, een grote boord
2
de/het boord m+o
kraag, rand, scheepswand
aanwijzend voornaamwoord
deze boord, die boord
dichtbij deze boord
verder weg die boord
betrekkelijk voornaamwoord
de boord die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun boord
onbepaald voornaamwoord
elke boord
buigings-e
de grote boord, een grote boord
aanwijzend voornaamwoord
dit boord, dat boord
dichtbij dit boord
verder weg dat boord
betrekkelijk voornaamwoord
het boord dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun boord
onbepaald voornaamwoord
elk boord
buigings-e
het grote boord, een groot boord