Lidwoord voor budget
1
het budget o
aanwijzend voornaamwoord
dit budget, dat budget
dichtbij dit budget
verder weg dat budget
betrekkelijk voornaamwoord
het budget dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun budget
onbepaald voornaamwoord
elk budget
buigings-e
het grote budget, een groot budget