Lidwoord voor celibaat
1
het celibaat o
aanwijzend voornaamwoord
dit celibaat, dat celibaat
dichtbij dit celibaat
verder weg dat celibaat
betrekkelijk voornaamwoord
het celibaat dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun celibaat
onbepaald voornaamwoord
elk celibaat
buigings-e
het grote celibaat, een groot celibaat