Lidwoord voor celkweek
1
de celkweek m
aanwijzend voornaamwoord
deze celkweek, die celkweek
dichtbij deze celkweek
verder weg die celkweek
betrekkelijk voornaamwoord
de celkweek die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun celkweek
onbepaald voornaamwoord
elke celkweek
buigings-e
de grote celkweek, een grote celkweek