Lidwoord voor chorus
1
het/de chorus o+v(m)
aanwijzend voornaamwoord
dit chorus, dat chorus
dichtbij dit chorus
verder weg dat chorus
betrekkelijk voornaamwoord
het chorus dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun chorus
onbepaald voornaamwoord
elk chorus
buigings-e
het grote chorus, een groot chorus
aanwijzend voornaamwoord
deze chorus, die chorus
dichtbij deze chorus
verder weg die chorus
betrekkelijk voornaamwoord
de chorus die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun chorus
onbepaald voornaamwoord
elke chorus
buigings-e
de grote chorus, een grote chorus