Lidwoord voor delta
1
de delta v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze delta, die delta
dichtbij deze delta
verder weg die delta
betrekkelijk voornaamwoord
de delta die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun delta
onbepaald voornaamwoord
elke delta
buigings-e
de grote delta, een grote delta