Lidwoord voor festoen
1
het/de festoen o+m
aanwijzend voornaamwoord
dit festoen, dat festoen
dichtbij dit festoen
verder weg dat festoen
betrekkelijk voornaamwoord
het festoen dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun festoen
onbepaald voornaamwoord
elk festoen
buigings-e
het grote festoen, een groot festoen
aanwijzend voornaamwoord
deze festoen, die festoen
dichtbij deze festoen
verder weg die festoen
betrekkelijk voornaamwoord
de festoen die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun festoen
onbepaald voornaamwoord
elke festoen
buigings-e
de grote festoen, een grote festoen