Lidwoord voor fietsslot
1
het fietsslot o
aanwijzend voornaamwoord
dit fietsslot, dat fietsslot
dichtbij dit fietsslot
verder weg dat fietsslot
betrekkelijk voornaamwoord
het fietsslot dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun fietsslot
onbepaald voornaamwoord
elk fietsslot
buigings-e
het grote fietsslot, een groot fietsslot