Lidwoord voor gezinsdrama
1
het gezinsdrama o
aanwijzend voornaamwoord
dit gezinsdrama, dat gezinsdrama
dichtbij dit gezinsdrama
verder weg dat gezinsdrama
betrekkelijk voornaamwoord
het gezinsdrama dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun gezinsdrama
onbepaald voornaamwoord
elk gezinsdrama
buigings-e
het grote gezinsdrama, een groot gezinsdrama