Lidwoord voor griepvaccin
1
het griepvaccin o
aanwijzend voornaamwoord
dit griepvaccin, dat griepvaccin
dichtbij dit griepvaccin
verder weg dat griepvaccin
betrekkelijk voornaamwoord
het griepvaccin dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun griepvaccin
onbepaald voornaamwoord
elk griepvaccin
buigings-e
het grote griepvaccin, een groot griepvaccin