Lidwoord voor haastklus

1

de haastklus m

aanwijzend voornaamwoord
deze haastklus, die haastklus

dichtbij deze haastklus

verder weg die haastklus

betrekkelijk voornaamwoord
de haastklus die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun haastklus
onbepaald voornaamwoord
elke haastklus
buigings-e
de grote haastklus, een grote haastklus