Lidwoord voor hak
1
de hak m
houw
aanwijzend voornaamwoord
deze hak, die hak
dichtbij deze hak
verder weg die hak
betrekkelijk voornaamwoord
de hak die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun hak
onbepaald voornaamwoord
elke hak
buigings-e
de grote hak, een grote hak
2
de hak v(m)
hiel, verhoging, werktuig
aanwijzend voornaamwoord
deze hak, die hak
dichtbij deze hak
verder weg die hak
betrekkelijk voornaamwoord
de hak die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun hak
onbepaald voornaamwoord
elke hak
buigings-e
de grote hak, een grote hak