Lidwoord voor havo
1
het havo o
hoger algemeen voortgezet onderwijs
aanwijzend voornaamwoord
dit havo, dat havo
dichtbij dit havo
verder weg dat havo
betrekkelijk voornaamwoord
het havo dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun havo
onbepaald voornaamwoord
elk havo
buigings-e
het grote havo, een groot havo
2
de havo v(m)
school
aanwijzend voornaamwoord
deze havo, die havo
dichtbij deze havo
verder weg die havo
betrekkelijk voornaamwoord
de havo die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun havo
onbepaald voornaamwoord
elke havo
buigings-e
de grote havo, een grote havo