Lidwoord voor heiligheid
1
de heiligheid v
aanwijzend voornaamwoord
deze heiligheid, die heiligheid
dichtbij deze heiligheid
verder weg die heiligheid
betrekkelijk voornaamwoord
de heiligheid die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun heiligheid
onbepaald voornaamwoord
elke heiligheid
buigings-e
de grote heiligheid, een grote heiligheid