Lidwoord voor heilsleer
1
de heilsleer v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze heilsleer, die heilsleer
dichtbij deze heilsleer
verder weg die heilsleer
betrekkelijk voornaamwoord
de heilsleer die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun heilsleer
onbepaald voornaamwoord
elke heilsleer
buigings-e
de grote heilsleer, een grote heilsleer