Lidwoord voor huistelefoon
1
de huistelefoon m
aanwijzend voornaamwoord
deze huistelefoon, die huistelefoon
dichtbij deze huistelefoon
verder weg die huistelefoon
betrekkelijk voornaamwoord
de huistelefoon die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun huistelefoon
onbepaald voornaamwoord
elke huistelefoon
buigings-e
de grote huistelefoon, een grote huistelefoon