Lidwoord voor huisvredebreuk
1
de huisvredebreuk v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze huisvredebreuk, die huisvredebreuk
dichtbij deze huisvredebreuk
verder weg die huisvredebreuk
betrekkelijk voornaamwoord
de huisvredebreuk die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun huisvredebreuk
onbepaald voornaamwoord
elke huisvredebreuk
buigings-e
de grote huisvredebreuk, een grote huisvredebreuk