Lidwoord voor immuniteit
1
de immuniteit v
aanwijzend voornaamwoord
deze immuniteit, die immuniteit
dichtbij deze immuniteit
verder weg die immuniteit
betrekkelijk voornaamwoord
de immuniteit die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun immuniteit
onbepaald voornaamwoord
elke immuniteit
buigings-e
de grote immuniteit, een grote immuniteit