Lidwoord voor janhagel
1
de janhagel m
koek
aanwijzend voornaamwoord
deze janhagel, die janhagel
dichtbij deze janhagel
verder weg die janhagel
betrekkelijk voornaamwoord
de janhagel die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun janhagel
onbepaald voornaamwoord
elke janhagel
buigings-e
de grote janhagel, een grote janhagel
2
het janhagel o
volk
aanwijzend voornaamwoord
dit janhagel, dat janhagel
dichtbij dit janhagel
verder weg dat janhagel
betrekkelijk voornaamwoord
het janhagel dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun janhagel
onbepaald voornaamwoord
elk janhagel
buigings-e
het grote janhagel, een groot janhagel