Lidwoord voor kattenluik
1
het kattenluik o
aanwijzend voornaamwoord
dit kattenluik, dat kattenluik
dichtbij dit kattenluik
verder weg dat kattenluik
betrekkelijk voornaamwoord
het kattenluik dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun kattenluik
onbepaald voornaamwoord
elk kattenluik
buigings-e
het grote kattenluik, een groot kattenluik