Lidwoord voor kerststronk
1
de kerststronk m
aanwijzend voornaamwoord
deze kerststronk, die kerststronk
dichtbij deze kerststronk
verder weg die kerststronk
betrekkelijk voornaamwoord
de kerststronk die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun kerststronk
onbepaald voornaamwoord
elke kerststronk
buigings-e
de grote kerststronk, een grote kerststronk